thema:

“Gedichten zijn als kinderen”. Over de poëzie van Henning H. Bergsvåg

Poëzie vertalen is het mooiste beroep dat er is. Wat is er spannender dan een gedicht van alle kanten te bekijken en proeven, om het daarna stukje bij beetje, klank na klank, uit elkaar te halen en in een vreemde taal weer op te bouwen? De schoonheid van poëzie zit ‘m voor mij in de compacte vorm, waarachter vaak een explosie van betekenis schuilgaat. Hugo Claus vergeleek een gedicht ooit met een bliksemflits, trefzeker en vol energie. Die combinatie van kracht en bondigheid maakt het vertalen van poëzie altijd weer tot een uitdaging. Een precisiewerkje, en het is daarom niet verwonderlijk dat ik me vaak aangetrokken voel tot dichters die een bepaalde mate van exactheid in hun werk hanteren. Dit is een eigenschap die de Noorse dichter Henning H. Bergsvåg (1974) zeker niet vreemd is. Zijn poëzie is weinig expressionistisch, eerder geconstrueerd en doordacht. Het zorgvuldig opbouwen van een gedicht, de dichter als ‘taalarchitect’, lijkt een leidmotief in zijn werk. De scheppende hand van de poëet is met name zichtbaar in Bergsvågs meest recente bundel, Den engelske hagen (De Engelse tuin, 2013). Zoals de architect de kunstzinnige siertuin uit de titel met zorg ontwerpt, geeft Bergsvåg zijn gedichten vorm. In deze bundel is de Engelse tuin continu in beweging, en verandert met de dag: beelden en bomen worden neergezet, of weer weggehaald. Ditzelfde geldt in extensio voor het oeuvre van Bergsvåg: de dichter herschrijft met regelmaat zijn gedichten, en leest tijdens festivals vaak andere versies voor. Het schrijven van poëzie als een voortdurende ontdekkingsreis binnen taal, een zoektocht naar het juiste woord.

Henning Bergsvåg leeft in de West-Noorse stad Bergen, tussen de fjorden. Hij werkt met name ’s nachts en in de vroege ochtend, voordat de indrukken van de dag zich in zijn hoofd kunnen nestelen. Hij studeerde aan de Skrivekunstakademi, een schrijversvakschool, in Bergen en volgde later een opleiding aan de Universiteit van Göteborg (Zweden). Hij debuteerde in 2000 met de bundel Newfoundland en publiceerde sindsdien vier boeken. In zijn vroege poëzie doet het taalgebruik van Bergsvåg associatiever aan dan in zijn latere werk. De dichtcyclus die hier afgedrukt is, “Datter” (Dochter), is hier een goed voorbeeld van. De 12 gedichten zijn afkomstig uit de bundel Nemesis (2007), waarin de dichter in dialoog gaat met het werk van hedendaagse Franse en Zweedse dichters. Er is ook in letterlijke zin sprake van een dialoog, door het grote aantal citaten. Voor Bergsvåg is deze gedachtewisseling een essentieel onderdeel van zijn poëzie, en van het schrijfproces als geheel. Het creëert betekenis, voelt als contact met iets wezenlijks dat diep van binnen zit. Desondanks stelt Bergsvåg dat hij zich nergens eenzamer voelt dan in zijn poëzie.

“Gedichten zijn als kinderen, je zorgt voor ze totdat ze op eigen benen kunnen staan”, zegt Bergsvåg in een interview uit 2003. In Nemesis staat de vader-kindrelatie in letterlijke zin centraal. De gedichten in deze bundel beschrijven het dagelijkse leven in de stad Bergen, en de relatie tussen een vader en dochter. De wraakgodin uit de titel straft menselijke arrogantie en overmoed. Thematisch wordt dit vormgegeven doordat meerdere gedichten zich richten op de ondergang van de egocentristische mens, en de welhaast metafysische vraag oproepen of poëzie slechts mogelijk is “zonder/mensentaal, na onze uitroeiing?”. Het boek bestaat uit vijf delen, die je als vijf lange gedichten kunt lezen. Waar is het einde, waar het begin? De allerlaatste woorden van de bundel zijn: “Het begint”.

De poëzie van Henning H. Bergsvåg werd niet eerder in het Nederlands vertaald.

_______________________

naar ‘Dochter‘, een serie van twaalf gedichten van Henning H. Bergsvåg in vertaling van Roald van Elswijk.

Over de auteur:

Roald van Elswijk, onderzoeker en vertaler. Studeerde Scandinavistiek en Oudgermaans in Groningen. Publiceerde in 2007 de eerste Nederlandse bloemlezing van IJslandse poëzie (Moordliederen. Moderne IJslandse poëzie) en ook een bundel met Faeröerse dichters (Windvlinders. Poëzie van de Faeröer, 2008). Is verknocht aan Noord-Groningen.