Twee gedichten
In ’t grootste vreemde land
Nee! Jij gaat niet je aan mijn benen klampen, en ook de godsdienst en het vaderland of ook mijn taal, ze gaan je niet meesleuren als slavin. Na de ene slavernij voor jou geen volgende. Ballingen gaan we blijven in de andere taal. Waarin ik je ontmoet heb.
In ’t vreemde land van de gevoelens.
Blijf altijd maar de vreemde, jij, de ander, dat nederig ik beef in de vlam van je lichaam dat ik je kus op sporen van de gruwelijke passies van de bliksem die jou getekend heeft dat ik met tranen in je ogen de ogen aanraak samen met jou gevaar lopend in ’t grootste vreemde land.
Ik ben geen dichter. Ik vereer je op mijn knieën.
Terugkeer uit den vreemde
’t Huis ging ik binnen door de hof waar ooit het vee te rusten stond. Van grote afstand hoorde ik de stemmen. Wazige fluisteringen uit de Onderwereld.
Hoog rees het wilde onkruid op het kwam me tot het middel. De lemen vaten potten kruiken als stilstaand water en zo klaaglijk.
Blind huis, en oven eenzaam en alleen en donker. Waar ze planken vol met broden naar binnen schoven, bladen met harde beschuitjes.
Binnen, in de opkamer, keek ik rond. Stof van afwezigheid bedekt me metselt me in tot de ziel.
Een vriend wroet in … lees meer