‘een barre en onbeheerde plaats’
Botolph (1)
Er is op deze plek zo weinig als je je kan
voorstellen, dus doen dingen dienst als elkaar:
metaal wordt hout, hout
wordt bot; regen wordt drup –
in deze nu al berouwvolle wind,
zowel de zweep als het helende zout.
De lucht is de belangrijkste bouwstof
nodig voor de kerk en het beste
van de slopende brand. Deze roomwitte rots
een blindtracering van beestjes, eertijds van het land.
De moddersteen een maaswerk van luchtbellen
dat borrelt en spat, onbewogen als water,
dik en vast als de eerste laag pleister,
een dun vliesje dat droogt als het barst.
(1) Halverwege de zevende eeuw verzocht een Angelsakische monnik genaamd Botwulf de plaatselijke
koning om een ‘barre en onbeheerde plaats’ waarop hij een klooster mocht bouwen, één van de
eerste in Engeland. Hij kreeg toestemming om zich te vestigen in het drassige, onherbergzame
kustgebied van Suffolk, bij Iken. Botwulf groeide uit tot Sint-Botolph. Zijn klooster werd eind
negende eeuw verwoest door de Vikingen en het kerkje op die plaats werd in 1968 getroffen
door een grote brand