Hoe staat het nu met mij
en is dit hoe ik ben geworden?
Is er geen toestand los van de grenslijnen
van voor en na? Het raam staat vandaag open
en de lucht stroomt binnen met pianotonen
in haar rokken, alsof ze zeggen wil: ‘Kijk, John,
deze en deze heb ik voor je meegebracht’ – dat wil zeggen
een paar van Beethoven, wat van Brahms,
een paar uitgelezen Poulenc-noten…. Ja,
weer is ze vrij, de lucht, ze moet steeds terugkomen
want dat is het enige waar ze goed voor is.
Ik wil bij haar blijven vanwege de angst
die me ervan weerhoudt bepaalde treden op te gaan,
op bepaalde deuren te kloppen, angst om alleen
oud te worden, en te merken dat er aan het avondeinde
van het pad niemand wacht behalve een ander ikzelf
die me nors toeknikt: ‘Nou, je hebt je tijd genomen
maar nu zijn we weer samen, en daar gaat het om.’
Lucht op mijn pad, je zou dit kunnen inkorten
maar de wind is gaan liggen, en stilte is het laatste woord.