In 2010 verdween er ‘s nachts een naaimachinefabriek in Guatemala City. Een kapotte leiding had de grond onder de fabriek, zonder dat iemand het merkte, maanden, misschien zelfs jaren lang beetje bij beetje weggespoeld waardoor er een holle ruimte onder de fabriek ontstond die het gebouw opslokte. Er was die nacht niemand in de fabriek aanwezig. Ik weet niet wat er daarna met het gat is gebeurd: of het gebouw opgetakeld werd of men het gat opvulde met puin. Misschien is het gat nog steeds een gat, met een hek eromheen midden in de stad.
Ik was het gat haast vergeten tot het me bij het zien van het werk van Jeroen van Westen weer te binnen schoot. Het verdwenen gebouw, waarvan ik de architectuur niet kende, leek langs de wanden van het gat terug naar boven gekropen. Verdiepingen waren neergezet tijdens de klim, steunbalken geplaatst. Een trap leidde van de rand van het gat tot op de bodem en langs de ronde muren waren nissen en versieringen aangebracht.
Van Westen fotografeerde stepwells in de Indiase provincie Gujarat en bundelde deze opnames in een schitterend tweedelig boek, getiteld Inverse. Alleen al in Gujarat bevinden zich driehonderd waterputten. Deze bouwsels waren ooit de toegangspoort naar drinkwater. Vanaf de zesde tot de achttiende eeuw werden deze tot in de grondwaterstromen reikende putten gebouwd. Tijdens de droge periodes tussen onbetrouwbaar voorkomende moessons voorzagen ze mens en dier en de gewassen van vers water. Sinds de komst van mechanische pompen en boorputten is het grondwaterpeil gezakt en zijn de meeste putten opgedroogd en verlaten.
Van Westen monteerde meerdere opnames van elk van de putten tot één beeld. Zijn verticale panorama’s tonen elke verdieping, maar ook het begin (de hemel) en het einde van de put (de bodem) waardoor een duizelingwekkende diepte ontstaat.
De opnames van Jeroen van Westen slokken je op, voeren je blik de diepte in, maar in tegenstelling tot het gat in Guatemala City kaatsen ze je blik recht naar boven terug naar de opening die in de bodem van de put weerspiegeld wordt.
Doordat er zoveel perspectieven in één foto zitten en je op diverse hoogtes op ooghoogte lijkt te staan, wordt het kijken naar deze foto’s een fysieke ervaring. Elke opname toont een haast mathematische afstand, waardoor je de architectuur van de put begrijpt en legt tegelijkertijd een emotionele en tactiele nabijheid bloot. Je voelt als kijker de koelte, ruikt geur van steen, hoort de wind in de put ruisen. Licht stroomt het gat binnen. Donkere stenen doemen steeds lichter op. Pilaren blijken versierd, de regelmatige uit steen gehouwen patronen worden zichtbaar. Soms is er melk voor de ‘deities’, de goden op de randen gesprenkeld. Zaden en bladeren zijn neergedaald op de traptreden. Er drijven vogelveren op het water en wolken.
De waterputten van Jeroen van Westen zijn ruimtes gevuld met geschiedenis en lucht. De muren, bestaande uit rots of gestapelde stenen, ogen stevig. Ze houden het land van het gat weg, duwen de rand vrij. Elke put is een binnenplaats in de aarde, een plek die ontzag inboezemt; als je naar de foto’s kijkt voel je die mystieke kracht.
Hoe werden deze omgekeerde tempels gebouwd? Sommige putten lijken simpelweg uitgehakt: de wanden van de rots vormen de schacht, hier en daar gesteund door een gemetselde muur. Andere putten zien eruit als manden gevlochten van steen, nesten zoals wevervogels die maken. En weer andere stepwells lijken gebouwen die op hun kop zijn geland en zich in de grond vastbeten.
Op een van de opnames zie je op de voorgrond een kapotte bodem bezaaid met brokken steen en takken. De put telt twee verdiepingen en oogt vrij groot. Net uit het midden tegen de onderrand van de foto ligt een gevallen vogelnest. Als je langer naar de foto kijkt, zie je meer nesten hoog in de lucht, zwevend boven de opening van de put in de boom. Vijf nesten zijn het, maar ze zullen sneuvelen en net als het nest op de bodem belanden. Niet vaak hangt de tijd zo te kijk, zo breekbaar aan een tak, zo leeg en oneindig verdampt als in deze foto.