thema:

Gedichten

Vertaling:

Hamer

Kopzwaar, bitternoot verschoten
naar de kleur van walnoot.
je komt erachter hoe hij voelt
als de grijpklauw zich kromt
en taps toeloopt tot een beitelvlak,
de klimmende toon van de spijker
tot die verzinkt en de hamer neerploft.

Of je hem plotseling lostrekt
van een spijkerkop als een knoop-
hem in de lucht laat rinkelen.
Gene Lance liet me zien hoe
je nooit kunt misslaan, hij hield zijn vingers
samengedrukt rond de spijker
wanneer hij hem erin dwong.

Handen en vingers: meer dan tien
sneeën, blaren, splinters,
geen zo erg dat hij eruit moest,
de gladde, gezwollen maanbult
van een terug groeiende vingernagel,
met een eeltrand. Die keer dat ik miste
sloeg ik me een blauwoog door
een stut om te slaan, en een keer
kreeg ik een potloodgrote splinter
onder de ader in mijn rechterarm.
De timmerman die Chris ontsloeg
voelde de hamer op zijn laatste dag,
bij het optrekken van een grote muur die loskwam
en instortte, en wij kwamen allemaal

weg, hij niet, bleef verfrommeld
en vastgepind onder de stijlen
drukte  de muur op zijn sleutelbeen ,
zijn cocaïneverslaving, scheiding, 50.000 dollar schuld
aan de afkickkliniek (Chris
zei dat hij het gewoon zat was
hem heel de dag kut te horen zeggen) – stuiptrekkend

over de vloer gesleurd, de vrouw van de aannemer
poseerde naast zijn hoofd, zonlicht
scherp op de triplexvloer
behalve waar zijn lichaam schaduw wierp-
en Chris, schuldig, blind, snoevend,
hamer-in-de-hand, zette de mannen op een rij
om de muur weer op te trekken.

 

 

 

De kist

Als ik ingeslagen spijkers zie, denk ik aan de hamer en de hand
zijn humeur, het weer, de tijd van het jaar, wat hij meebracht
voor de lunch, hoe het huis, de buurt was
opgebouwd, zag hij vandaar een andere baan?

En waar was al het hout opgeslagen, in welke kast
stonden de spijkerbakken, waar vouwde de baas
zijn plannen uit, welke kamer was gekozen voor de lunch? En waar
kwam de zon het eerst op? Welke muur ving de wind?

Wat was het beeld in zijn hoofd als de hamer
de spijker raakte? Een gesprek? Nog een grap, een sigaret
of vrijdag, dronken worden, een meisje, zijn vrouw, zijn jongste
kind of een bijbaan die hij overwoog om rond te komen?

Misschien verbeeldde hij alleen de spijker
de fijne werveling in het midden van de kop en hief hij
de hamer en bracht die neer met woede en met kunde
en verzonk hem met maar een klap.

Geen moeilijk kunstje voor een vakman, niets moeilijker
dan een trap inmeten of een schilddak
of een terrein ompalen, maar dat geldt ook voor een huis,
een huis is slechts een kist vastgezet met duizenden spijkers.

 

 

 

Timmerman 

Ongevraagd, vertelde hij me eens wat hij van het leven eiste
en ik was meer verbaasd door het feit dat hij
het mij vertelde dan door zijn eenvoudige woorden:
rust als hij thuis kwam, bier en sport op televisie;

hij zei het oprecht zonder snoeverij of terughoudendheid
met de trots en instemming van een man die zichzelf
als gewoon bezag en wilde wat hij had.
En ik vroeg me af of zijn platheid bedoeld was

als een ijking voor mij, timmerman, net als hij maar met verlangens
flagrant en hopeloos door de jaren blootgelegd.
Hij hield het touw vast terwijl ik spijkers insloeg
op de rand van een steil dak boven een val van achttien meter.

Ik vertrouwde hem niet omdat hij de minst fantasievolle was
maar omdat hij begreep en aanvaarde dat ik bang was.
Een soort van respect eigenlijk. Hoe zeer ik verlangde
om mijn geheimen te vertellen, hij bewaarde de meeste van zijne,

zittend op de richel eigenaardig
een sigaret van hand naar lip overbrengend
terwijl hij het touw om zijn rug bevestigde en dan naar mij-
soms hield hij het met een hand vast

als hij een trek nam, maar nooit gedachteloos.
Hij bond staal de eerste dag, een leerjongen
van de vakbond aan uitbuiting gewend, zijn handen onhandig
met de combinatietang van de opzichter, maar snel

door vlijt  en niet bekwaamheid – het scherpe koord
liet veel sporen van zijn werk achter
op de rug van zijn handen voor het schaften.
Bij de vakbond leerde hij alleen schuifwanden plaatsen,

kilometers daarvan, maar ’s morgens lopend met sigaret
en koffie van zijn wagen vraagt hij over de dag:
‘wat doen we?’ me uit de hoogte bekijkend
het meeste dat ik hem leerde, heeft hij onder de knie,

Nu met een gezin op zijn vierendertigste, hangt zijn buik,
en als hij langs de honken rent keert hij terug op de bank
met pijn op zijn borst. Aan de telefoon zegt zijn vrouw mij
dat hij in de keuken staat, gereedschapgordel om,

met de achttien meter hoogteverschilmeter die ik hem cadeau gaf,
en zegt ‘he schat, kijk!’ en op de werkplaats
heffen en hakken we een nokbalk die we zullen optakelen
om twee puntgevels te omspannen en de dakspanten te stutten

terwijl we bespreken hoe de ladders moeten staan, en wie er welk
eind krijgt, taken en opdrachten afstemmend – dan leunend, reikend
van zijn ladder, de nokbalk gidsend naar de muur grijnst hij
naar me grimassend, inspelend op het gewicht.

 

 

 

Fundering

Wegschietende
kluiten, rollende
deeltjes van
steen en klei:

wat werd eruit geschept
de helling af
vloeide het
als lava over

de punten van hun laarzen
en deed vollopen
hun voetsporen die op
de wegglijdende aarde drukten

tot zichzelf want
het was wat
vast was en
hun voeten droeg.

 

 

 

De dag

Opnieuw zag je jezelf hopen op de laatste dag,
een man te zijn wiens schulden zijn voldaan en die opstaat
bij zonsopkomst om door een groene vallei naar het werk te wandelen.

De namen van de vogels kent hij niet, de zon schijnt zoals hij het zich herinnert
dat zij deed. Zijn schoenen schoppen kleine wolken stof op het pad.
Hij humt doelloos en draagt zijn jas onder zijn arm.

Hij denkt aan een schuine grap om zijn vrouw in de keuken te vertellen,
zweert meer tijd met zijn kinderen door te brengen.  Zo geweldig,
denkt hij, is het een rechtschapen man te zijn.

 

 

 

De man die dit huis bouwde (fragment)

Bedenk eerst hij bouwde het niet voor zichzelf,
en dat verandert een man, en hoe hij denkt
over het bouwen van een huis. Er is vreugde maar
van een kouder soort – evenveel vreugde zou hij
hebben in het neerhalen, zoals wij hebben gedaan, tot op
het naakte skelet, volle dozen met betengeling
en pleister, stof opwoelend dat onberoerd sinds
nou, we weten de datum: dinsdag 19 juni 1930.
Datum op de krant weggestopt tussen
de deurbelbatterij en kast waar die in zat.
Niet zo lang geleden, zeventig jaar, historisch
Alleen voor een Californiër. De kop “ Admiraal Byrd
welkom geheten in New York.” Schout-bij-nacht
Richard E. Byrd, veroveraar van de Zuidpool.”
Vast en zeker is de man die dit huis bouwde
nu dood of bijna dood  – en we denken
aan de huizen die wij hebben gebouwd, en de vreemden
die met zekerheid uiteindelijk zullen komen om ze te veranderen
of neer te halen – de volgende gebeurtenis die onvermijdelijk
op til staat. En er is iets vuils
aan dit stof, stof in muren opgesloten totdat
wij kwamen en het aan de wereld vrij gaven.
Dus, misschien, is alles zoals het moet zijn. Toch blijft de man
In mijn hoofd spoken. Het viel me op – vooral
nadat mijn leerjongen zijn werk durfde te bekritiseren,
dit  nette maar sprietige skelet van ruwe planken-

Over de auteur:

Mark Turpin (geboortejaar onbekend) publiceerde in 2003 de bundel Hammer waarvoor hij de Ploughshares John C. Zacharis First Book Award kreeg toegekend. Turpin werkt tevens als timmerman.

Over de vertaler:

Mischa Andriessen (1970), schrijver, vertaler, recensent. Publiceert over jazz en beeldende kunst en vertaalde onder meer Graham Swift. Publicaties: Uitzien met D (poëzie, 2008), Huisverraad (poëzie, 2012) en Dwalmgasten (poëzie, 2016). Hij publiceerde proza in De Revisor.