Woo Sai Nga is een post-90 dichter van Hongkong. Zij studeert aan de Hong Kong Baptist University, waar zij is begonnen met het schrijven van gedichten en korte verhalen. Woo publiceert haar gedichten voornamelijk in Fannou Poetry, het tijdschrift van de Fannou Poetry Society die in 2013 werd opgericht en waar zij lid van is. Met het gedicht ‘Cyclus’ won Woo de eerste prijs in de Hong Kong Youth Literary Award 2016. Bij het in ontvangst nemen van de prijs, vertelde Woo dat ze het schrijven van gedichten ervaart als een nieuwe manier van het leven ontdekken. Op mijn vraag hoe ze dat ziet, antwoordt ze dat poëzie haar ‘nieuwe ogen’ geeft, en verklaart: ‘eigenlijk is het niet zo dat ik gedichten schrijf, maar het zijn de gedichten die mij maken.’ Deze drie gedichten laten zien hoe zij zich in thema’s van ‘het menszijn’ stort, zoals de inleving in het leven van een dakloze in ‘Cyclus’, een verlangen naar vrijheid in ‘Vliegtechniek’ en menselijke kwetsbaarheid in ‘Als ik de loopbrug opga’.
Cyclus
De winternacht met alleen wat straatverlichting
hem rest alleen de kou,
en een klein stuk karton
waar hij zijn ijskoude tenen instopt, opgekruld,
zijn hartslag en vochtige adem
warmte zoekend, een droom koesterend
terug naar de tijd toen
het bed groot was, vader en moeder nog jong en hij
naar morgen verlangde
natuurlijk heeft hij gevaarlijke ideeën gehad
over de dood
het was misschien de enige kier
van een half-gesloten deur die helemaal open kon
om te vluchten uit het oude lichaam, net als
kommetjes en bekers die gebroken zijn en
uiteindelijk weer in nieuwe vorm terugkomen
maar wat terugkomt zijn alleen de zomernachten, terwijl hij zich
onverwachts begint te hechten aan
zijn karton, de gekoesterde droom en
de wind, die plakkerige zweetvlekken meeneemt, onverwachts
kan hij toch wat sprongen vinden in
regenachtige druppels, sproeiend
alsook de vage hartkloppingen van het bestaan, zoals
de straten na de regen, natte oude kranten, de glans van
van kakkerlakvleugels weerkaatst in zijn ogen
totaan de volgende winternacht
Vliegtechniek
De nacht wordt geleidelijk dunner, koeler
een rode plastic zak vliegt de lucht in
hoge gebouwen slapen, niemand beseft dat
ze verlangt om te vliegen, verlangt naar
een verre plaats
hoog in de lucht, het blijkt dat je geen vleugels nodig hebt om
op te stijgen, alleen maar
diep adem halen
en dan sterven, daarom
heb ik een wit wijd gewaad aan, ik open mijn lichaam
sta op mijn tenen als een boot die de zeilen hijst en
wacht op de wind, en val dan in slaap
een zachte schelp zwelt, zweeft, ik doe
mijn ogen open, en zie de horizon
luid roep ik vrijheid maar waarom
kan ik niet achter het vliegtuig aan
of die vogel die naar eten zoekt, ik vraag om hulp
de piloot zegt: God is gestorven, ga je eigen weg
de vliegende vogel waarschuwt mij: pas op voor
de storm en de mensheid
terwijl de wind lichamen verorbert
fabriceert men betekenissen
in dit tijdperk waarin opgestegen moet worden,
moet iedereen vliegen
zelfs de mensen zonder vleugels
de mankepoot die struikelt, alsook diegenen die
diep ademhalen en sterven,
ze moeten wel op de wind aan (deze keer volhouden om niet wakker te worden)
zou hij echt de verre plaats van vroeger meebrengen?
Als ik de loopbrug opga
soms ben ik geneigd te accepteren dat het vanzelfsprekend is
dat de auto’s op straat in één richting in de file staan
bijtanken kan nooit de oplossing zijn
overgevoeligheid kan in extreme weersomstandigheden uitzetten of inkrimpen
wegen die openbarsten
mensen die breken
zo moet de wereld zijn, vol van gebreken
en wij zijn uiteindelijk kwetsbaar
andere keren, bijvoorbeeld
op dagen met tegenwind, wanneer mijn pony opwaait
is het makkelijk te geloven dat
wat ik ooit geaccepteerd heb al verouderd is, en uiteindelijk
als een wegdek zal openbarsten
dat door ons
gerepareerd moet worden