thema:

Gek verhaal. Ouderwets ook.

Twee sprekers zitten naast elkaar op een bankje in het bos in identieke houding:
benen uit elkaar, rug gebogen over telefoon in hand.

A: ‘Op een dag liep ik door het bos …’
B: Waar heb je het over? Je bent opgegroeid in de stad.
A: Het is een verhaal, het is waar en het is niet waar, je kunt ernaar luisteren en
van leren, of niet.
B: Oké, ga maar door.
A: Op een dag liep ik door het bos en kwam ik een marskramer tegen.
B: Wat is een marskramer?
A: Iemand die linten verkoopt, uit een mand op zijn rug, en van dorp naar dorp
trekt.
B: Maakt hij de vrouwen in het dorp zwanger?
A: Soms. Soms heeft hij een vrouw bij zich. Soms is zijn echtgenote ook een hoertje,
of een vroedvrouw, of een waarzegster. Of alle drie.
B: Ah, ze is alle archetypes ineen. Handig voor je verhaal.
A: Ik had nog helemaal niet gezegd dat deze marskramer een vrouw had.
Deze marskramer had geen vrouw.
B: Hij had wel een rode hoed.
A: Ja, hij had wel een rode hoed. En een wambuis.
B: Wat is een wambuis?
A: Dat weet ik ook niet precies. Een soort pofbroek tot de knie of een gewatteerd
bovenstuk voor mannen. Geen flauw idee eigenlijk, maar zeker een van die twee.

[…]

B: Oh, het is een gewatteerd bovenstuk versterkt met paardenhaar. Het werd
gedragen boven een pofbroek. Nu moet ik aan gravures denken met
Spanjaarden die hellebaarden vasthouden en een buitenproportioneel groot
perkament waarop dan, bijvoorbeeld, een kaart van Nederland blijkt te staan.
Misschien heb ik dat ooit ergens gezien. De banieren op de achtergrond wapperen
zwierig zoals banieren dat doen op tekeningen
A: De afbeelding van sommige voorwerpen is altijd ook decoratie, omdat de
afgebeelde voorwerpen zo decoratief zijn. Bloemen. Schelpen. Steden in de
verte. Half geschilde citroenen. Naakte vrouwen.
B: Mooi.
Voel jij je ook altijd zo bekeken als je een schilderij bekijkt?
A: Ja – alsof het aanstellerig is iets zo overbodig en protserig als een zeventiendeeeuws
olieverf stilleven aandachtig te bekijken.
B: Beter had je in die tijd Marx gelezen. Of de krant. Iets nuttigs en concreets.
A: Of gewoon wat mails beantwoord. Werk.

[…]

A: Wat gebeurde er trouwens met die marskramer in het bos?
B: Hij kwam een jager tegen.
A: Ah, en toen?
B: De jager beroofde hem van al zijn parelmoeren knopen en zijn dolk.

Over de auteur: