Gemoedsleer
Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen: je kunt hier ronduit
niet in alle ruwheid naar binnen gaan. Vreemd, ik kan jullie helemaal niet horen,
omdat ik zo schreeuw, waarschijnlijk. Ik draag mijn toorn als een hertengewei.
Ik heb de ruimtes waar moois gebeurde heuphoog met bouillon laten vollopen,
ik heb de fluit overblazen, de posthoorn, tegen het mondstuk sprongen
mijn lippen open. Ik woedde, ik woed. Ik rookte, ik rook. Ik zing, scherts,
kus, slaap. Ik staarde en staar in het wit. Ik heb liederen in me
en een zeis. Het is Schluss, zegt de zeis me. En alsof het
donkerder en helderder is, verschijnt het verwoeste dorp. Door de afgrond
van mijn ziel trekt een kudde. Waar is de fluit dan? Weet ik niet.
Verkneukelend vee graast op verrotte weides a a a akelige klaver.
Morgen wordt het zelf geslacht, gevild, afgeknaagd, ingemaakt,
verkondigt de zeis. Niemand gelooft hem hoewel niemand hem weerspreekt.
Het is de op zijn kop gezette, van boven tot onder vervuilde idylle.
Het schijnt dat het einde van de lieftalligheid gekomen is. Hier moet ik helaas afsluiten.
Van harte het beste wenst je maagd je toe. Watch me explode.
Stro
Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, nu heeft de gevoeligheid
zich uitgestrekt, nu heeft ze alle ruimtes overspannen en aangestoken.
Aardse treurigheid, de berken werden grijs, de hond heeft een oog verloren.
As, vlokkend talmen, boetedoening, vermoeidheid, verdriet misschien, toch is het je plicht
erdoorheen te gaan, als ware het licht waarin de ellende staat met handen
die jij gebonden acht. Dan zie je: het wordt minder, het begrijpen.
Helderheid ontstaat alleen nog door de intensiteit van de schok. Een geluidloze knal.
Je kunt het niet meer bevatten, bent ongedurig, en in een poging toch te begrijpen,
kom je er aan de andere kant weer uit, reliëf dat niet bestaat,
tremolo dat niet bestaat, als had je tevergeefs in de nevel gegrist,
een nevelpaardje je erin geluisd (huuhot, die grijze stort zich op mij,
ik val door hem heen) en bent diep beneden, gevoelig, onbegrepen,
in afwachting van de schok. Maar plotseling, hier, alles geel, vol stro!
Uit: Honingprotokolle (Kookbooks, 2012)
Monika Rinck (1969), dichter en essayist. Publicaties: Honigprotokolle (2012), Helle Verwirrung / Rincks Ding- und Tierleben (2009), zum fernbleiben der umarmung (2007), Verzückte Distanzen(2004).
Miek Zwamborn (1973), schrijver, beeldend kunstenaar en vertaler. Publicaties: Oploper (proza, 2000), Vallend hout (proza, 2004) en Het krieken van sepia (gedichten, 2008). Binnenkort: Arno Camenisch, Sez Ner-trilogie.