De in Napels geboren Erri De Luca (1950) voelt zich geen Napolitaan. Hij is napólide, zo zegt hij zelf, iemand die uit Napels komt maar daar geen deel van uitmaakt. Op zijn achttiende verlaat hij de stad en trekt hij naar Rome, hij zou nooit meer in Napels gaan wonen. Wel zou hij erover schrijven. Weg van Napels sluit hij zich al gauw aan bij de extreemlinkse groepering Lotta Continua en na jaren van protesten keert hij in 1980 even terug naar Napels, kort na de verwoestende aardbeving. Hij werkt jarenlang als arbeider, bouwvakker en vrachtwagenchauffeur en leert zichzelf onder andere Hebreeuws en Jiddisch, talen waaruit hij later bijbelteksten zou vertalen.
Als schrijver, dichter en vertaler heeft hij een behoorlijk oeuvre van proza, poezië, toneel, essays en vertalingen opgebouwd. In Italië is hij een vooraanstaand schrijver en zijn werken worden in zo’n twintig talen vertaald. In Nederland zijn er slechts twee vertalingen verschenen en is het al meer dan tien jaar stil: de novelle Jij, de mijne (vert. A. M. Domburg en T. Riegen, Meulenhoff) verscheen in 2000 en Montedidio in 2003 (vert. M. Geuzenbroek en P. de Voogd, Van Gennep).
Stil is het meestal ook in zijn boeken: er wordt maar weinig gepraat en zijn Italiaans is stil, langzaam, lyrisch en meestal van een ogenschijnlijke eenvoud. Zijn proza staat vol met beeldspraak, zonder zwaar te worden. Literair recensent Giorgio De Renzo van de Corriere della Sera noemde hem in 2009 “een van de weinige Italiaanse schrijvers van grote klasse van de jaren ’00”[1] en misschien is dat omdat hij “zichzelf buiten alle literaire canons plaatst”[2]. Zelf zegt hij over de literatuur dat ze “louter en alleen [dient] om verhalen te vertellen”.[3]
De verhalen die hij vertelt, spelen zich niet altijd af in Napels, soms ook op Ischia, het nabij liggende eiland, of op Argentinië, waar veel Napolitanen naartoe zijn geëmigreerd. Bepaalde woorden en beelden komen steeds terug, zoals het idee dat de kleur van de zee wit is in plaats van blauw. Of personages als het weesjongetje dat in de jaren vijftig en zestig opgroeit in een Napolitaanse volkswijk.
In Napólide – een dun maar intens boekje, zoals de meeste van zijn werken – zijn zijn verhalen over Napels gebundeld. Hierin beschrijft hij, via verschillende portretten van figuren die met Napels te maken hebben, zijn band met de stad. Het volgende fragment is een deel van het eerste verhaal, dat de titel van het boek draagt. Hij vertelt hierin wat de stad voor hem betekent, hij schrijft over het moment dat hij Napels losliet en over hoe het was om er achttien jaar later opnieuw te zijn. Daarna volgen verschillende verhalen die hij opdraagt aan, bijvoorbeeld, toneelschrijver Eduardo De Filippo en komiek Totò, maar ook aan Diego Maradona, die het Napolitaanse voetbal faam bezorgde. Andere verhalen hebben de vulkaan, Zuid-Italiaanse vrouwen of het Napolitaanse dialect als onderwerp. Hij haalt zelfs het bekende “Eerst Napels zien, dan sterven” aan. Veel Napolitaanser wordt het niet met zulke thema’s. Ook al voelt hij zich geen Napolitaan, uit zijn verhalen spreekt een diepe liefde voor de stad die niet de zijne is.
Net zoals er voor Maradona een altaartje is in het centrum van Napels, hangt een paar straten verderop op de muur bij de ingang van de kleine Libreria Dante & Descartes, waar Napólide in 2006 verscheen, een altaartje met daarin een aantal van De Luca’s werken. Ik woonde er een tijdje vlakbij en kwam er op weg naar de faculteit iedere dag langs, maar ontdekte het pas laat. Niemand stond erbij stil, opgenomen als het was in het decor. Achter het glas stonden een paar novellen, een poëziebundel en vertalingen, waaronder de Nederlandse vertaling van Montedidio. Iedere keer als ik er langsliep, wierp ik een blik op het altaar en het leek goed onderhouden – en dat kun je maar van weinig dingen in Napels zeggen.
__________________________________
Naar de Napólide van Erri De Luca in vertaling van Annemart Pilon
[1] De Renzo, G., ‘Erri De Luca scrittore d’Italia del decennio’, Corriere del Mezzogiorno, 11 december 2009.
[2] Spunta, M., Voicing the Word: Writing Orality in Contemporary Italian Fiction, Peter Lang, Bern, 2004, p. 165.
[3] Erri De Luca in Zeeman, M., ‘Napels is een bloedstad, net als Jeruzalem’, interview met Erri De Luca, de Volkskrant, 20 februari 2004.