Iemand ziet het opeens op tafel liggen.
Roos: “Hè? Wat ligt daar voor ding?”
Lars: “Geen idee. Waar komt dat nou opeens vandaan?”
Bertold: “Ja, vreemd. Net lag er nog niks.”
Lydia: “Ik vind het wel een mooi ding.”
Roos: “Nou, of het mooi is weet ik niet hoor. Ik weet nog helemaal niet wat het is.”
Lars: “Precies, het lijkt me dat je eerst moet weten wat het eigenlijk is voordat je er een waarde aan kunt geven.”
Lydia: “Ik vind het gewoon een mooi gezicht zo, zo’n glanzende eivorm midden op de ronde tafel.”
Bertold: “Okee, best mooi inderdaad, maar waar komt dat ding nou vandaan? Als ik het goed begrijp heeft niemand van ons het daar neergelegd. Het is er gewoon opeens. Dat kan toch niet?”
Roos: “Wat waren we hiervoor ook alweer aan het doen? Ik weet het even niet meer.”
Lars: “Hmm. Ik weet het ook niet meer. Dit ei brengt ons behoorlijk in de war.”
Iemand denkt dat het er nu ook niet erg toe doet wat ze hiervoor deden, en dat ze zich beter kunnen concentreren op het wonderlijke eivormige ding op tafel.
Bertold: “Laten we het eens van dichtbij bekijken.”
Roos: “Als je maar niet denkt dat ik het oppak! Ik vind het doodeng. Misschien kunnen we het maar beter veilig laten liggen.”
Lydia: “Het ligt daar zo mooi. Het zou jammer zijn het evenwicht te verstoren.”
Lars: “Hoor eens, ik wil toch echt even weten wat het is.”
Bertold: “Ja, ik wil er ook meer van weten. Durf jij hem op te pakken?”
Lars: “Nou, we kunnen eerst ook gewoon wat dichterbij gaan zitten. Eens zien, het spiegelt nogal, dat kijkt wat lastig. Hier aan deze kant lijkt er een gaatje in te zitten.”
Bertold: “Ja, inderdaad, een ronde ingang. Of uitgang. Alsof er een snoertje in hoort. Ik herken het formaat niet, maar het is in ieder geval kleiner dan de meeste aansluitingen. Hoe dan ook, het lijkt me dus een soort apparaat. En kijk, aan de andere kant zit een rond schijfje. Zal ik proberen of het kan draaien?”
Lydia: “Maak hem niet stuk hoor!”
Roos: “Ik ben er niet zo bang voor dat het stuk gaat, eerder dat het gevaarlijk is. Misschien staat er wel stroom op.”
Iemand bedenkt zich dat een elektrisch apparaat normaal gesproken de stroom aan de binnenkant opgesloten houdt.
Lars: “Ik voel wel even voorzichtig met de buitenkant van mijn hand. Zo. Kijk, niks aan de hand. Ga je gang.”
Bertold: “Okee, daar ga ik.”
Roos: “O help.”
Bertold: “Het draait vrij makkelijk.”
Lars: “Ik hoor hele zachte klikjes.”
Bertold: “Ja, maar er gebeurt verder niks, welke kant ik ook opdraai.”
Lydia: “Dat wil zeggen, we merken niet of er iets gebeurt. Misschien verandert er iets binnenin het apparaat. Of misschien verandert het apparaat iets om ons heen wat we niet kunnen waarnemen.”
Iemand kijkt rond in de ruimte, maar kan niets vinden wat veranderd zou kunnen zijn.
Roos: “Jij hebt altijd van die vergezochte ideeën. Ik ben allang blij dat er niks gebeurd is.”
Bertold: “Nou ja, ze heeft best een punt hoor. Het feit dat wij niets zien gebeuren wil niet zeggen dat het apparaat niets doet. Het ziet er erg modern uit. Misschien zit er een nieuwe technologie in die wij nog niet weten te gebruiken.”
Lars: “Kijk, zoiets zou wel eens heel waardevol kunnen zijn. Als we erachter kunnen komen wat het precies voor apparaat is, zouden we zomaar goud in handen kunnen hebben.”
Het valt iemand op dat de rest zich helemaal niet meer lijkt af te vragen hoe het ding hier eigenlijk terecht is gekomen.
Lydia: “Ik blijf het interessant vinden dat het ding precies midden op de tafel ligt.”
Bertold: “Ja, zou die positie ergens voor kunnen dienen?”
Lydia: “Het staat zo precies tussen ons in. Kijk maar, je kunt ons allemaal zien zitten in het spiegelende oppervlak. Alsof je eigenlijk van binnen naar buiten kijkt.”
Bertold: “Daar zeg je wat. Het feit dat wij niet door zo’n spiegelend oppervlak naar binnen kunnen kijken zegt niet dat je niet vanuit dat ding naar buiten kunt kijken. Misschien is het een soort observatieapparaat. Een camera die ons in de gaten houdt”
Roos: “Getverderrie. Worden we begluurd?”
Lars: “En wat dan nog? We doen niks geks. Kan mij het schelen of iemand dat ziet.”
Bertold: “Stel dat het inderdaad een camera is, dan begrijp ik nog steeds die aansluiting en dat draaischijfje niet.”
Lydia: “Kan het niet gewoon een kunstvoorwerp zijn? Het is toch ook mogelijk dat het verder helemaal geen functie heeft?”
Bertold: “Nou, het heeft echt de klassieke kenmerken van een apparaat, een machine. Namelijk een aansluiting voor invoer en/of uitvoer en een bedieningsknop. We moeten ons dus afvragen: wat gaat erin, wat gaat eruit en waartoe dient dat draaischijfje?”
Lars: “Het materiaal ziet er kostbaar uit, het lijkt een soort edelmetaal. Een luxeproduct zou ik zeggen. Niet iets wat zomaar voor iedereen bereikbaar is. Het lijkt me dat het een functie moet hebben om ons leven meer comfort te geven.”
Roos: “Nou, kruisraketten zien er soms ook heel chic uit.”
Iemand begint zich inmiddels aardig te vermaken met al die uiteenlopende gedachtensprongen.
Roos: “Wat zit je rond te kijken? Zie je ze vliegen?”
Lydia: “Haha, nee. Ik zag gewoon even iets voor me. Het is bijna alsof je onze gedachten door de ruimte kunt zien zweven. Niet als van die vastomlijnde ballonnen die je in stripverhalen ziet, maar meer als losse wolken. Elk met een eigen kleur, en langzaam verdampend gaan ze in elkaar over.”
Lars: “Jaja. En wat voor kleur hebben mijn gedachten dan wel?”
Lydia: “Misschien is kleur niet het goede woord. Het kunnen ook wolken vol wiskundige formules zijn, of chemische verbindingen.”
Bertold: “Nou ja, zo’n beetje alles beweegt zich als een wolk van chemische verbindingen. Maar gedachten dan net weer niet. Tenminste, ik heb daar nooit iets over gelezen.”
Lydia: “Het was maar een idee hoor. Grappig dat ik daar misschien helemaal niet opgekomen was als dit ding hier niet op tafel had gelegen.”
Lars: “Zeg, is het jullie ook opgevallen dat het apparaat opeens een stuk groter is? Dit is echt heel erg vreemd. In de tijd dat we dit ding zitten te observeren is het volgens mij wel twee keer zo groot geworden.”
Bertold: “Nee, dat kan natuurlijk helemaal niet. We zitten er gewoon veel dichter omheen.”
Roos: “Wat mij betreft kunnen we best weer wat naar achteren gaan zitten.”
Lars: “Toch heb ik sterk het idee dat het apparaat er anders uitziet dan toen we het net ontdekt hadden. Ik moet toegeven dat ik het inmiddels wel een stuk mooier ben gaan vinden.”
Lydia: “Terwijl je nog steeds niet weet wat het is! Ik denk echt dat dingen ook gewoon mooi kunnen zijn, zonder dat ze een duidelijke functie hebben.”
Iemand vraagt zich af of dat wel helemaal klopt, en of de functie, ondanks het gebrek aan waarneembaarheid, misschien toch ergens voelbaar is.
Bertold: “We zijn nog niet veel dichter bij de ontdekking wat het voor apparaat is. Weet je, ik pak het gewoon even op. Soms moet je dingen een beetje heen en weer schudden om te voelen wat erin zit.”
Roos: “Moet dat nou?”
Het valt iemand op dat het behoorlijk zwaar moet zijn, omdat de bewegingen erg traag gaan.
Lars: “Nou, ik hoor niks hoor.”
Bertold: “Nee, ik voelde ook niks.”
Roos: “Pfoe. Ik ben allang blij dat er niks ontploft is.”
Lydia: “Arme bangerd. Probeer het toch eens met een open geest te bekijken.”
Roos: “Ik ben niet gek zeg! Jullie lijken er compleet aan voorbij te gaan dat dat ding wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn. Ik zat helemaal niet te wachten op een nieuw apparaat, ik heb niks nieuws nodig. Het enige dat ik wil is morgen weer gezond en wel uit bed stappen. Waarom moeten jullie koste wat het kost weten wat dat ding is? Jullie hebben toch ook niks nodig? Ik wou dat dat vervelende apparaat nooit hier op de tafel terecht was gekomen!”
Iemand pakt een rol klustape, plakt de mond van Roos af, en bindt haar vast op een stoel in de hoek van de kamer.
Bertold: “Maar goed, ik denk nog steeds dat we moeten zoeken naar het volgende: wat gaat erin, wat komt eruit en wat doet het draaidingetje?”
Lydia: “En vergeet niet dat het een spiegelend oppervlak heeft. Als het dan een apparaat is, zal die reflectie toch ook een reden hebben. Terwijl we dit ding bestuderen, zitten we ondertussen in die spiegeling ook naar onszelf te kijken. We zien in de reflectie zelfs een persoon meer dan normaal, want als ik gewoon rond kijk zie ik jullie wel maar mezelf niet.”
Lars: “Nou, het is echt wel meer dan een spiegeltje hoor.”
Bertold: “Okee, maar laten we er eens vanuit gaan dat het spiegelende oppervlak iets te maken heeft met de input van dit apparaat. Dat de invoer van dat ding iets met beeld te maken heeft.”
Iemand denkt dat in dit geval ‘observatie’ misschien een betere term is dan ‘beeld’. Vervolgens denkt iemand dat ‘observatie’ toch eigenlijk ook niet de juiste term is.
Lars: “Goed. Okee. Stel, dit ding ziet dat wij er hier omheen zitten. Wat dan? Wat doet het met dat beeld?”
Bertold: “Misschien is dat weer afhankelijk van het draaischijfje. Overigens is de vraag niet alleen: wat gebeurt er met de input, maar ook: waar gaat de output naartoe? Ik kan me voorstellen dat het kleine gaatje daar iets mee te maken heeft.”
Lydia: “En als het nou eens andersom is? Dat het beeld dat wij in de spiegeling zien juist het resultaat is?”
Lars: “Maar dan zou ons toch moeten opvallen dat er in het beeld in de spiegeling iets veranderd is ten opzichte van de werkelijkheid?”
Iemand bedenkt zich dat dit maar net afhangt van wat je als werkelijkheid opvat, of dat is wat je ziet, wat je denkt, of je dat kunt weten.
Lars: “Trouwens, en het kan zijn dat ik hier alleen in sta hoor, maar ik blijf toch hopen dat dit echt iets bijzonders is. Dat het een waardevol apparaat is zeg maar, en niet een of ander beeldgrapje.”
Lydia: “Kun jij dan aangeven wat het voor jou een bijzonder apparaat zou maken?”
Lars: “Nou ja, wat ik eerder al zei. Ik zie er een luxe-apparaat in. Ik schaam me ook niet om te zeggen dat ik hoop dat het iets exclusiefs is, iets duurs.”
Bertold: “Als het een waardevolle uitvinding is, zal iemand anders er heus al patent op hebben. Ik denk niet dat we hier rijk van gaan worden hoor.”
Iemand ziet in de spiegeling van het apparaat dat er opeens een persoon minder omheen zit.
Lydia: “Zou het niet veel interessanter zijn als dit ei ons aanleiding geeft om zelf iets uit te vinden? Tok! Dat het zoeken naar de functie van dit ding ons stimuleert om iets geheel nieuws te bedenken.”
Bertold: “Ik zou toch echt graag ontdekken wat het nou precies is. Maar ik moet toegeven dat het nadenken erover heel inspirerend is. Tok.”
Lydia: “Tok! Misschien is dat nou juist de functie. Dat het een inspiratiemachine is, en dat het apparaat ons kan besturen en niet andersom.”
Iemand heeft toch sterk het gevoel dat de besturing ergens anders gezocht moet worden. Niet dat iemand weet waar dan wel.
Bertold: “Inspiratiemachine is mij een iets te zweverige omschrijving. Maar ik denk dat het zeker geen kwaad kan om wel een beetje in die richting te gaan zoeken. Tok. Misschien dat we dichter bij de oplossing komen als we jouw fantasie en mijn analytisch vermogen even samen door laten broeden. Tok.”
Lydia: “Tok! En stel dat het nog helemaal niet vastligt wat het precies voor apparaat is. Dat het een functie krijgt afhankelijk van wat wij verzinnen dat het zou kunnen zijn.”
Bertold: “Tok!”
Iemand heeft opeens een beetje pijn in de linker heup.
Lydia: “Tòòòk, tok tok.”
Bertold: “Precies! Tok.”
Iemand vindt het tijd om het ronde knopje op het apparaat helemaal naar links te draaien en het stevig in te drukken.
Roos: “MMHHH!”
Klik.