De kunst van het machine lezen: auteurs en kunstenaars reageren op een essay uit 1978

Dick Raaijmakers schreef zijn essay ‘De kunst van het machine lezen’ in 1978. Al is de vorm en de functie van de machine sindsdien aan grote veranderingen onderhevig, toch zijn z’n ideeën nog steeds actueel. Ze geven naar de mening van de redactie van Terras genoeg aanleiding voor een reactie. Aan een aantal prominenten uit het kunstenveld werd gevraagd om vanuit de eigen discipline (gedicht, muziekstuk, proza, tekening, film etc. ) te reageren op het essay van Raaijmakers of op een bepaalde passage daaruit. De redactie van Terras wil nagaan in welke vorm zijn methode en thema’s onder schrijvers en hedendaagse kunstenaars leven.

De kunst van het machine lezen

In zijn beeldessay ‘De kunst van het machine lezen’ beschrijft en omschrijft Dick Raaijmakers onderdelen van het traject van de conceptie van het idee ‘machine’ tot het uiteindelijk in gebruik nemen ervan. Het essay lijkt geschreven door de perfecte buitenstaander. Een waarnemer doet systematisch verslag van mogelijke manieren van waarnemen en maakt nieuwe zienswijzen tot object van onderzoek.

Iedere machine, elk apparaat werkt op historische, filosofische, sociografische en wetenschappelijke basis. Hoe uitgebreid de handleiding van het idee apparaat ook is, het idee valt niet in handen te nemen om al wentelend en kerend te leren hoe het werkt.

Alles wat wil communiceren heeft een vorm nodig. De vorm van een apparaat vertelt wat over zijn leeftijd, zijn status en hoe het gebruikt wil worden. De kunst van het machine lezen betekent in Raaijmakers’ geval nagaan hoe de vormgeving van de objecten waarmee machinale handelingen worden verricht of opgewekt, zich ontwikkeld heeft. Dit houdt onder andere in: het lezen van de ‘momenten van transport van een idee’; van idee, via concept, diagram, model, naar het eindproduct: het apparaat. ‘Pas wanneer het apparaat ‘werkt’ – de bouwdoos in elkaar wordt gezet – wordt het systeem van de ordening geopenbaard.’

Raaijmakers verdeelde zijn essay in tien hoofdstukken, die hij weer in 147 fragmenten opdeelde en rijkelijk voorzag van afbeeldingen met onderschrift. Het is geen historische schets, maar doet wel denken aan een klassiek natuurkundeboek. De 147 fragmenten zijn definities, constateringen en beweringen. Raaijmakers benoemt de conventies die in het gebruik van een apparaat schuilen. ‘De buitenkant van een nieuw apparaat, machine, gereedschap, werktuig spiegelt de hand van zijn gebruiker. (…) Het spiegelen en glimmen bij apparaten bedoelt op het nog-niet-aangeraakt-zijn de aandacht te vestigen.’ (nr. 39, Glimmen).  Aandrijfkracht stelt hij, is ons ‘vreemd’ en wordt daarom op veilige afstand van het apparaat aangebracht.

De twintigste-eeuwse kunst richt zich volgens Raaijmakers liever op de primaire vormenwereld en niet op de eigentijdse vorm. ‘Met de opkomst van de industriële productie bereikten steeds meer goederen een steeds groter publiek. Om de diversiteit aan te duiden, wordt elk voorwerp op een eigen manier verpakt. Het ding en hun verpakking spelen een grote rol in de stedelijke omgeving.’ Raaijmakers toont dat wie de taal van de dingen en hun verpakkingen kan lezen, zich in de wereld van de twintigste eeuw kan begeven.

Voor Raaijmakers, die in de eerste plaats componist was, is de idee een belangrijk motief; hij zet alle middelen en methoden in om het zichtbaar te maken. Het resultaat van zijn werk beweegt zich op de grens van wetenschap, muziek, theater en of performance. Zelf noemde hij het leerstukken.

‘De kunst van het machinelezen’ is een soort archief waaruit het oeuvre van Raaijmakers voortkomt. Veel elementen eruit zijn terug te vinden in zijn overige werk. Als archief heeft het een ‘open’ karakter. Dit is karakteristiek voor zijn denken. Als geboren pedagoog wil hij kunst en techniek inzichtelijk maken, nieuwe middelen ontwikkelen, oude en vergeten toepassingen herontdekken. Het resultaat presenteert hij niet zelden in monumentale installaties. Dat dit essay zich in ‘het platte vlak’ bevindt, is een uitzondering. Mede daarom valt dit werk te lezen als een bron aan materiaal voor verder onderzoek: voor nieuwe installaties, composities, theaterwerken, tekeningen en meer. Raaijmakers nodigt eenieder indirect uit zijn oeuvre voort te zetten.