thema:

Personen

`In de eerste plaats van hun moederskant,
maar nog erger van hun vaderskant.´
Snorri Sturluson, Edda

HEIN, de vorige, of eervorige moeder, die spiralen rond het huis trekt. De lussen
worden nauwer, wijder naarmate de temperatuur stijgt, daalt. Zij heeft een odeur
waarmee ze een weids territorium bestrijkt – d.w.z. boven 0°C.
HEIN Komt op met de eerste zon, gaat af met sneeuw.

SNORRI, de vader, die haar komen en gaan aanvaardt als dat van een getijde.

LOKI, de zoon die rond het vriespunt glimpen van zijn moeder meent te zien, of
ziet – op de maan is het al moeilijk scherpstellen, hoe focus je op een roterende
vrouw in haar grillige baan, met tegenlicht, op een steiger die deint?

MATHILDE, de nieuwe moeder, die het kraakbeen van haar neus vastpakt, wanneer
HEIN zich in haar blikveld begeeft, soms ervoor al – ooit werd die neus uit
het lood geslagen; hij is rechtgezet maar ruiken doet ze niets meer. De neus heeft
ontegenzeggelijk seismografische eigenschappen; MATHILDE noemt het: neuspijn.

PIPPA, haar dochter, die zichzelf vergeet, alleen bestaat in wat ze ziet, die zichzelf
te binnen schiet als zij wordt aangesproken. `Wat maakt jou zalm?´ is haar te stellen
vraag. Ze mist haar cues.

Ze volgt haar broer, of wat ervoor door moet gaan – met statief en telescoop loopt
hij naar de wallekant. Voorovergebogen draait hij aan schroeven en moeren, verstelt
hij de lens. Probeert ze haar oor op zijn rug leggen, te horen wat hij mompelt,
wenst, wie hij in het vizier probeert te krijgen?

LOKI

Ik ben zo bang dat je mij vindt dat ik uit elke muur
van mijn huis een deur scheur, vier deuren om
vier kanten op te kunnen vluchten. Het heeft geen
zin om me voor jou te verbergen. Je vindt mij
altijd, ik ben er gloeiend bij. Ik kan mezelf
misschien in een zalm veranderen, dan ben ik een
stuk glibberiger, moeilijk te vangen. Maar gezien is
gezien en jij zal er wel iets op vinden. Wat? vraag
ik me af. Hoe vang je mij als ik zalm ben? Ik heb
me nog even veilig gevoeld in het water, maar
´s avonds, als de zee me te koud wordt en ik
terugverander in mezelf, zit ik in mijn huis vier
windhoeken in te loeren – en zie ik je naderen. Je
hebt me natuurlijk allang in de smiezen, je vindt
mij altijd, je kan niet anders dan mij vinden. Ik
knobbel een manier uit waarop je mij, een zalm in
zee, kan vangen. Ik probeer het uit, neem garen,
leg knopen, ik maak het eerste visnet dat ooit
geknoopt is, waarmee vanaf heden alle vissen
zullen worden gevangen. Nu word ik pas goed
bang. Ik zie dat je vlakbij bent. En voordat ik mijn
vier deuren uitvlucht, zalm word en in zee spring,
gooi ik het visnet in het vuur om je niet op ideeën
te brengen. Of knoopte ik het om te worden
gevonden, te worden gevangen – sta ik aan mijn
kant?

Over de auteur:

Laura Broekhuysen (1983) is schrijver en violist. Ze schreef twee romans, toneel voor LOD Muziektheater en twee boeken over haar immigrantenbestaan op IJsland. Winter-IJsland (Querido, 2016) werd genomineerd voor de Bob den Uylprijs en de Confituur Boekhandelsprijs. In juli 2019 verscheen Flessenpost uit Reykjavik.