hout pakken, een paar verteerde draden
wat mengt zijn de plastic scheppen. aardwas
drijvende schoenen, kleurstoffen die naar planten ruiken
de mangaanlijnen liggen voor op de vastelandsplatten
en de maanbloem die je je als kind in mumbai voorstelt
of in manaus, zaait uit. haal het land binnen
neem een van de buisjes en wanneer je aan woorden als sneeuwberg
denkt of schlema, trek je de rook langzaam naar binnen
en laat je de herinneringen groeien
waar de planten ineen groeien, windstilte, aardstof
molen, waar de pigmenten drogen en het water
langzaam droogkookt. als sleedoorn, met een korte
bloei, kan het gezicht van de slaper zich wit schminken
wat hij droomt, in aardwaarts verkennen
wordt door de bladeren opgezogen, zonder vlucht
zonder vuur, haast als sneeuw, tijdens onweer
of lood, dat je met wat azijn verrijkt
wrijft hij de schors blauw en begraaft haar
in een uitgehold stuk hout. aan land
schrapen, alleen nog slaap kan zich draaien
alleen nog damp, tegen het herinneren aan, vluchtige
toon, vluchtig als water in roet of naweeën
van stroom en weefsel. wees schuim
met impulsen, wees stof, in het niets, een pluk
warmte, probeer doorn te zijn en veren
of het poeder dat hij je aanreikt. lichte stof
in lichte wenteling, saffraan, wat droomt, de meeldraden,
oker, sporen van meekrap, alsof het water
vuur zou zijn, opgelost. toegeven
met de wortels mee kruipen, drijfsel van draden
van chloriet. klaarwakker nest, fijnwrijven,
in de zon laten drogen. meng
het in een schelp, een pan van was
met een scheutje geur, kracht en saffloer
’s Nachts gloeien de schepen – fragment
Vertaling: Miek Zwamborn