CC-BY Frank Kovalchek, 2013
Het masker leent zich goed als metafoor. Maar het bestaat ook echt. Het speelt geregeld zijn rol in het sociale spel.
In de sociale omgang vinden we minstens twee soorten maskers.
Een voorbeeld van de eerste soort is de bivakmuts. Deze muts bedekt het hele hoofd en laat alleen de ogen vrij, en verbergt op die manier dief en demonstrant, ontvoerder en vrijheidsstrijder voor de blikken van de politie of het leger. In het klassieke Suske en Wiske-album De stalen bloempot dragen de leden van een geheim politiek genootschap stalen bloempotten met twee ooggaten over hun hoofd. En ook de anonieme helper van de gevestigde orde, de Derde Man, draagt een gezichtsbedekkend masker. Dit geeft Willy Vandersteen gelegenheid tot allerlei wisseltrucs in zijn verhaal. Een voorbeeld uit de historische werkelijkheid vormen de terreurzaaiers van de Ku Klux Klan, in hun spookachtige omhulsels. Deze maakten hen immuun voor gerechtelijke vervolging en voor gerichte weerstand uit de gemeenschap van hun slachtoffers. Maar ook in Shakespeare’s Much Ado About Nothing komt dit type masker voor. Daarin verbergt Benedick zich tijdens een dansfeest achter een masker om zijn tegenspeler Beatrice vrijelijk te kunnen beledigen. In een variatie hierop gebruiken de andere mannen op het feest hun masker om vrouwen anoniem het hof te maken.
Deze maskers verbergen dus de identiteit van de persoon die ze draagt. Zelf kan hij echter gewoon zien. Een masker van deze soort is ook niet bedoeld om de drager aantrekkelijk te maken. De stof waarvan het gemaakt is, moet in de eerste plaats bedekken en beschermen. De bloempotten zijn niet voor niets van staal. Mooi of aangenaam maken ze hun dragers niet. Opvallend in dit verband is dat op Shakespeare’s dansfeest alleen de mannelijke personages maskers dragen.
Een (ditmaal metaforische) variant van deze soort van maskers is de schuilnaam. Op internetfora wemelt het ervan. Verscholen achter een pseudoniem krijgen sommige deelnemers het gevoel een vrijbrief te bezitten om zich aan omgangsnormen te onttrekken. De overeenkomst met een aantal van de fysieke maskers die hierboven werden genoemd is evident.
CC-BY-SA Roman Bonnefoy, 2010
Het andere uiterste onder de maskers is misschien wel ontstaan in de subcultuur van het sadomasochistische spel. Het is de latex kap waaronder het hele gezicht — neus, oren, ogen en niet te vergeten de mond — verdwijnt. Daarvoor in de plaats presenteert het masker een personage. Hond, paard of etalagepop; zwart, wit of roze: de dominator bepaalt wat (niet ‘wie’) de ander is. Het personage wordt alleen door de tegenspeler van de gemaskerde gezien; de gemaskerde zelf ziet niets, spreekt ook niet.
Dit masker wist de vrouw achter het masker uit. Het ontneemt haar alle invloed op wat zij waarneemt, en hoe zij waargenomen wordt. Zij is zowel blind als onzichtbaar.
Het mag ondertussen duidelijk zijn dat ik de zaak chargeer. Deze twee ideaaltypen kennen vele tussenvormen, zoals maskers die het gezicht slechts gedeeltelijk bedekken. De meeste fetishmaskers laten de ogen en mond vrij, waardoor de drager weliswaar nog steeds poseert, maar toch zelf ook kan waarnemen, en wederzijdse communicatie mogelijk is. Aan de andere kant bestaan er maskers van de eerste soort, die alleen de ogen bedekken. Zij bewaren vaak het geheim van de drager niet (wie weet niet wie Zorro is?). En ook zijn er maskers die de drager tot een schouwspel maken maar hem tegelijkertijd beschermend verhullen, of niet eens verhullen maar een imposant overwicht geven: denk aan het Europese stereotype van het Afrikaanse masker. En de meeste bivakmutsen, stalen bloempotten en Klan-lakens zijn uiteindelijk natuurlijk niet alleen bedoeld om de identiteit van hun dragers te verhullen, maar ook om hen een nieuwe, gezamenlijke identiteit te geven die een gemeenschapsgevoel creëert en hun tegenstanders intimideert. Toch — en juist in dit laatste geval — lijkt er een tweedeling te blijven bestaan tussen maskers die macht geven, en maskers die macht nemen.
Dit stukje begon als een ondertussen alweer traditionele ontmaskerende vorm van kritiek. Het is een kritiek die beoogt de onderliggende structuren van als natuurlijk ervaren fenomenen bloot te leggen: structuren in de samenleving —patriarchale structuren in dit geval — die ervoor zorgen dat men zichzelf en elkaar onderdrukt.
Maar laten we toch, om het spannend te houden, die maskers nog even opzetten.
De masochist heeft dit keer zélf voor haar masker gekozen. Het latex werkt aan de binnenkant zowel als aan de buitenkant. Ze wordt niet alleen waargenomen maar neemt zelf ook waar: ze voelt het masker, en ze voelt dat ze een ander is in dit masker, een andere rol heeft. Ze kiest ervoor een zwart paard te zijn, of een roze opblaaspop. Ze kiest ervoor niets te zien, zelfs niet te kunnen spreken. Ze hoort en voelt en ruikt des te meer. En het geeft haar nieuwe mogelijkheden. Volledig op haar tegenspeler te vertrouwen bijvoorbeeld; dat is ook een vaardigheid, en een vrijheid.
In deze nieuwe ronde is ook de geheimzinnige gemaskerde er anders aan toe. Hij heeft heus niet alle macht in handen. Ook Shakespeare vond dat een interessantere situatie dan die met de gluurders alleen. In Much Ado About Nothing hebben Beatrice en de andere vrouwen hun danspartners al snel door. Ze maken op hun beurt gebruik van het feit dat hun partners een masker dragen. Alsof de mannen om wie het gaat zelf niet aanwezig zijn, praten de vrouwen onbelet óver hen, tégen hen. (Benedick: ‘I pray you, what is he?’ Beatrice: ‘Why, he is the Prince’s jester, a very dull fool.’) De verleider Benedick is kwetsbaar geworden.
Toch wordt de anonieme, bespiedende maskerdrager meestal als man weergegeven, en de uitgewiste maskerdrager als vrouw. Ook ik heb dat zojuist gedaan, door verschillende voornaamwoorden te gebruiken: ‘hij’ draagt de eerste soort maskers, en ‘zij’ de tweede. Een figuur met een bivakmuts op een foto in de krant: bijna elke lezer zal zich de figuur voorstellen als een man.
De maskers hoeven niet afgezet te worden. Maar misschien kunnen we ze eens omwisselen.
Anna P.H. Geurts is historicus. Ze rondt een promotieproject af (University of Oxford/Universiteit Twente) naar de beleving van ruimtelijke vrijheid en beperking in egodocumenten uit de lange negentiende eeuw.