Steel River, Manhattan
De metro is een droge rivier
waar ik in stap. Zonder water.
Op het perron dorsten
mensen naar zijn komst.
De trein is water – triest,
hard water. Binnen lossen ze
hun dagen op. Ik
stap in. Een koppel
maakt ruzie – gunnen ze het
de trein om hun gekibbel
tot een logisch einde te brengen?
Zullen ze bij elkaar
blijven kibbelen tot ze
als laatsten achterblijven in dit
harde, rumoerige rivierwater,
in tranen verdrinken, niet
weten dat ze bestemd zijn
voor elkaar.
Of niet. Ik zou het nooit
weten. Ik was er geweest, maar
ben er niet meer.
O nacht zo duister van kennis
De nacht is duister van kennis,
kennis is duister en nacht.
De man die op mij afloopt
in het duister, loopt in dezelfde
duisternis als ik. Voor hem ben ik
de man in het duister
die op mij afloopt. Mocht hij een
moordenaar zijn, dood ik hem. Als hij
de stille minnaar is van mijn vrouw, als zij
de nacht is die zijn armen om
diens nek werpt – de nacht
en zijn zachte lach van sterren –
deert dat niet. De man die
op mij afloopt in het duister passeert.
De duisternis opent. De duisternis
sluit. Over elkaar
tasten we in het duister. Over ons
beiden – een volmaakte nacht.
Meer gedichten van Lucien zijn te vinden in Terras #18 ‘Cariben’