Laat dan elk gedicht de ongelooflijke dubbelzinnigheid van de wereld weerspiegelen, laat elk gedicht zijn eigen grijswaaier scheppen, zijn raster om de nuances door te lezen, laat elke gedicht onderhevig zijn aan parallax, slachtoffer zijn van partijdigheid, laat elk gedicht een zowel totaal verkeerde als alom bevestigde hypothese zijn, laat elk gedicht een voorbeeld zijn
van zelfgeneratie,
van zelfvoortplanting,
van zelfbeheer,
van zelfbelastering
van zelfontbranding
van zelfvernietiging
van zelfkritiek – maar onder het mom van volmaakte zelfgenoegzaamheid.
Laat elk gedicht zich voeden met lief en met leed, laat het prat gaan op zijn heil en op zijn verdoemenis, laat het een plek zijn voor confrontatie en voor verzoening, laat het fouten kennen en successen, tastende pogingen en heldere ingevingen, laat het de vaste hand van de arbeider in ere houden en het beheerste gebaar van de beul – en laten we eindelijk korte metten maken met het idee dat we er zonder kleerscheuren van afkomen.
Zeventien uur één. De trein rijdt het station binnen. Ik had geen tijd om aan het loket een kaartje te kopen, daarom spreek ik meteen op het perron een man aan met een conducteurspet en een draagbaar betaalsysteem. Nadat hij me heeft aangehoord tikt hij op de toetsen van zijn apparaat, neemt het geld aan dat ik hem toesteek, pakt tussen twee vingers de uitdraai met mijn ticket beet, en reikt me dat aan terwijl hij met verstikte stem zegt:
– Hier is wingerd, klimop, clematis, hier zijn allerlei soorten lianen, licht houtige gewassen die u om uw polsen kunt knopen.
-Pardon? antwoord ik en werp een nadere blik op het stuk papier dat hij nog altijd tussen zijn vingers houdt.
– Hier is een ketting van droge stengels, gaat hij verder, hier is een krans van jasmijn, hier is een touw gevlochten uit pampasgrassen, hier zijn Kaapse kruisbessen, goudbessen, hier zijn bollen maretak.
– Ik protesteer, mijnheer, onderbreek ik hem, het onderhavige product komt in het geheel niet overeen met de beschrijving die u ervan geeft.
– Hier zijn tot een roede gebonden treurwilgtakken, hier is een doodskleed van roos en kamperfoelie, hier zijn de wijnranken die u zult worden, later, net voor u verbrandt.
Verontwaardigd ruk ik het kaartje uit de handen van de spoorwegbeambte en spring in de trein naar Gouvy-Luxemburg.