I.M. Diederik Grit
‘Weinig vertaalproblemen zijn zo universeel als dat van de vertaling van cultuurbepaalde termen en uitdrukkingen, ook wel aangeduid als “realia”’, schreef Diederik Grit, scandinavist en vertaler, in een artikel in vertaaltijdschrift Filter (1997)[1].
Zo universeel als het verschijnsel realis is – ik vertrouw op wat internet me als enkelvoud dicteert, gebruikt wordt het vreemd genoeg nooit, geen vertaler roept kennelijk ooit uit: ‘Verdomme, man, ik zit me nou toch met een realis in m’n maag!’ – zo on-universeel, anti-universeel zelfs, is het beestje zelf. We vragen ons met Máxima af wat de Nederlandse identiteit inhoudt? Misschien schuilt die wel in al die dingen die alleen wij bezitten en vooral: benoemen.
Diederik Grit geeft de toekomstige vertaler een lijstje met strategieën die toegepast kunnen worden om (ervan uitgaand dat je naar je moedertaal vertaalt) deze al te vreemde elementen zo soepel mogelijk in je eigen taal te integreren: een ware inburgeringscursus. Je kunt kiezen voor handhaving (couleur locale), een woordelijke leenvertaling, vertaling door een equivalent-bij-benadering, een omschrijving of een, meestal hyperonymische, kernvertaling.
Nu vertaal ik maar naar één taal, dus kan ik niet beoordelen in hoeverre de realia die ik tegen het weerbarstige lijf loop universeel zijn, wellicht zijn er tientallen talen waarin je fluitend een equivalent uit je mouw schudt – en dan heb ik het niet over een van de oplossingen hierboven, die uiteindelijk allemaal neerkomen op erkenning van de onvertaalbaarheid en benadering bij gebrek aan beter. Maar als ik hier even uitsluitend mijn eigen drie recentste ervaringen als uitgangspunt mag nemen, dan zijn – houd u vast – het klompenscheepje, de echoput en het letterplankje drie essentiële elementen van het Nederlandse mentale landschap. Hoezo Henk en Ingrid? Ot en Sien!
[1] Diederik Grit, ‘De vertaling van realia’. Ik citeer naar de latere versie van het artikel, opgenomen in Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap, samenstelling en redactie Ton Naaijkens e.a., uitg. Vantilt 2004.