störtebeker
‘Ik ben de negende, een slechte plaats.
maar nog steeds loopt hij.’
(Günter Eich)
nog steeds loopt hij, ziet het hoofd het lichaam aan
bij zijn tuimelen vooruit. maar waar
is hij, hijzelf? in deze laatste blikken
vanuit de mand of in het blinde hinken?
ik ben de negende en het is oktober;
de kou en het touw van hennep snijden dieper
in het vlees. wij knielen, op een rij, in plukken
wit de wolken boven ons, als plukte
men pluimvee daarboven – zoals voor feesten
de vrouwen. vader, die met bleke vuisten
de steel vasthield, en de glimmende bijl,
die knipperde in het licht. de kip onderwijl
liep bloedig, fladderend, zijn weg te vinden
tussen twee werelden, langs ons jolende kinderen.
Lees ook de inleiding op deze gedichten: ‘Minuscule capsules vol vrijheid – of waarom er achter elke caravan een maan schuilgaat’ door Monique de Waal.