Zonder gastheer
Gastheer, gastvrouw, dat maakt me niet uit. Anders dan de mens heb ik geen voorkeur en geen moreel besef. In mijn ogen bestaan goed en kwaad niet, alleen cellen. Haha, je hebt geen ogen – ik hoor u schamper lachen. Maar het laat mij koud of u lacht of bang bent. Als ik leef en mij voldoende vermeerder, als mijn gastheer mij voedt en niet vernietigt, dan zal híj uiteindelijk sterven en ík leven. Het is niet zo dat ik u niet wil leren kennen uit angst alsnog in gewetensnood te komen, maakt u zich daarover geen illusies. Nee, ik heb simpelweg geen interesse. Het vinden van een bodem om mijzelf te vermenigvuldigen is het enige dat mij drijft. Zonder gastheer leef ik niet lang.
Als Thomas het gesprek met zijn buurvrouw afrondt en de telefoon neerlegt op het tafeltje naast zijn luie stoel, tussen de koffiekringen … lees meer