Wij/Zij. Niet alleen politici spinnen garen uit het al dan niet subtiel opkloppen van sociale en culturele tegenstellingen. Elke groepering heeft in wezen zijn bestaan te danken aan een soort tribaal denken. Geen gemeenschap zonder vijanden immers. Maar in hoeverre is dit wij/zij ook een hier/daar? Hangt de kloof met de ander ook samen met een ruimtelijke kloof? En hebben de grote uitdagingen van de toekomst (migratie, ecologie, etc.) niet eerder met een hier/daar dan met een wij/zij te maken?
Deze geografische tegenstelling laat zich vandaag sterk voelen in de manier waarop Europa zich van de rest van de wereld afzondert. Maar ook binnen Europa zijn de ruimtelijke verschillen legio. Het contrast tussen centrum en periferie, stad en platteland zorgt ervoor dat allerlei plekken op de landkaart veronachtzaamd worden. Op die manier wordt een hier/daar meteen ook een ergens/nergens: er ontstaat een wij/zij dat niet alleen sociaal en cultureel maar ook geografisch is.
De Franse schrijver Didier Eribon laat dit op prangende wijze zien in Retour à Reims, dat dit voorjaar in het Nederlands verschijnt. In het boek vertelt Eribon hoe hij zijn jeugd in een arbeiderswijk aan de rand van Reims steeds heeft verzwegen onder zijn Parijse intellectuele vrienden. Het is niet alleen veelzeggend voor het klassenbewustzijn van de progressieve culturele elite, maar laat ook de gapende kloof tussen centrum en periferie zien.
Die kloof is een thema dat indirect ook opduikt in De kaart en het gebied, de voorlaatste roman van Michel Houellebecq. Hierin wordt voorspeld dat in de toekomst het Franse dorpsleven niet langer zal bestaan, maar het platteland voornamelijk zal dienen als buitenverblijf en vakantiepark voor stedelingen. Sinds een paar jaar woont voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid meer volk in de stad dan op het platteland. Deze kant van Europa is daar een extreem voorbeeld van: in het verstedelijkte gebied tussen Parijs, Londen, Brussel, Keulen en Amsterdam wonen bijna evenveel mensen als in de rest van de Europese Unie. De politieke, economische en culturele macht was van oudsher in handen van de steden, maar dat neemt niet weg dat de zogenaamde achterblijvers in deze verlaten gebieden ook een stem en verhaal hebben.
Het gros van de vertaalde literatuur komt uit metropolen als Londen, Parijs en Berlijn, maar daarmee laten we de facto het grootste deel van Europa en de niet-westerse wereld links liggen. Wat vergeten wordt is zoveel meer dan een traditionele plattelands- of provincieliteratuur vol nostalgie en conservatisme. De bijdragen in dit nummer bewijzen dat er een moderne literatuur met regionale inslag bestaat die midden in de wereld staat. Of ze nu plaatsvinden in een afgelegen stadje in IJsland, een Grieks eiland waar de toeristen door vluchtelingen zijn vervangen of een wijk in Brooklyn die als een Baltisch dorp aanvoelt, ze vertellen allemaal iets wezenlijks over hoe op onopvallende plekken gemeenschappen worden gevormd en/of ontworteld.