thema:

Fleckensee. Onzichtbare sporen – Fragment #1377

Waden door de Fleckensee is niet hetzelfde als waden door de Spiegelsee. Nadat
ik mijn kleren had uitgetrokken en voor het eerst door het opwalmende slib van mijn
Spiegelsee liep, probeerde ik tevergeefs te voorkomen dat ik het oppervlak kapot
trapte tot een schervenpalet van licht en lucht. Weer naast mijn rugzak gezeten
wilde ik dat de harmonie zich zo snel mogelijk herstelde zodat het meertje weer het
ongeschonden oog van de aarde, of op zijn minst van het bos kon zijn. Als ik er was
zat ik het liefst aan de noordelijke zandrand om de bewegingen van de spiegelende
lucht te volgen. Een heel enkele keer gleed ik het water in om me ingehouden naar
het midden te bewegen alsof ik op mijn tenen door een donkere slaapzaal liep.
Nergens was het meertje zo diep dat je kopje onder ging, zwemmen was een
uitgestelde mogelijkheid.
Vanaf het moment dat ik zijn ware naam had gevonden veranderde mijn omgang
met het meertje. Ik beleefde grote vreugde aan het opwoelen van de sedimentlagen,
wolken van verledens opstampend, wervelend, wanordelijk, en te zien hoe die
langzaam als slangen weer terug naar de bodem krulden. Ik stelde mij voor hoe
wetenschappers ooit grondmonsters zouden onderzoeken en zich zouden afvragen
hoe deze puree tot stand was gekomen. Mogelijk zou een jonge historicus er een
baanbrekend artikel over schrijven en de term ‘opgeschud verleden’ bedenken. De
moddervlekken zijn verstoord, zou hij voorzichtig speculeren, of getuigen van een
gemengd verleden. Het is zeer waarschijnlijk dat het verleden minder eendimensionaal
en homogeen is dan wij tot nu toe dachten. Een aanwijzing voor dat laatste,
zou hij eraan toevoegen, is dat het meer nauwelijks of geen sporen van menselijk
gebruik of bewoning vertoont, in dat opzicht is het een zeldzame vindplaats.
Een vlek, schreef T., is gestolde vloeibaarheid. Eerst was het iets anders: verf,
water, vet, bloed, sperma. Het is een restvorm die haar oorsprong prijsgeeft in haar
woordsamenstelling: watervlek, koffievlek. Soms keert zij naar haar oorspronkelijke
staat terug, als je een vlek kaarsvet verwarmt wordt die weer vloeibaar. Net
als bladeren van dezelfde boom van elkaar verschillen is niet een vlek gelijk aan
de andere. Een vlek kent vele vormen, rond, uitlopend, plat, met reliëf; zij doet
zich voor als klodder, kwak, spetter. Ik koester spetters, het spoor van kletsende
druppels dat als een sterrenstelsel over het doek uitwaaiert, potentiële planeten
van leven.
Een vlek is in beginsel negatief, de zichtbare verontreiniging van het reine:
vlekkenziekte, aantasting van bladeren, Fleckenfieber: vlektyfus. Het werkwoord
is synoniem aan bekladden, besmeuren, bezoedelen. Een vlek moet zich bewijzen
zoals in de inktvlekkunst van Justinus Kerner, Duits arts, dichter en occultist. Hij
maakte inktvlektekeningen door wat inkt op nat papier te druppelen of te gieten
en dat dubbel te vouwen. Als je het papier dan weer voorzichtig uit elkaar trok,
kon je in de uitgelopen patronen ontdekken wat je geest je ingaf: insecten, figuren,
gezichten, luchten.
Klecksographie werd een populair tijdverdrijf in de negentiende eeuw, waar
ook kunstenaars en schrijvers als Victor Hugo zich aan bezondigden. Kerner dikte
de contouren van de vlekken nog eens met penseelstreken aan om zijn onderwereldvisioenen
eruit te lichten. Hij schreef er donkere gedichten bij die samen met de
tekeningen pas in 1890, ver na zijn dood, als Hades-gedichten werden uitgegeven.
Het is zeer waarschijnlijk dat de jonge Zwitserse arts Hermann Rorschach dit boekje
in handen heeft gehad en dat het hem tot de ontwikkeling van zijn Rorschachtest
heeft gebracht. Hij was geïnteresseerd in de nieuwe ideeën van Sigmund Freud,
vooral in zijn methode van de vrije associaties en daar bleken inktvlektekeningen
een prikkelende stimulator voor te zijn.
Hun eigenheid, het vrije karakter van de vlekken, de patronen, tekeningen en
gedachtestromen, werd door Rorschach weer pijnlijk ingekaderd. Het was hem
opgevallen dat de vlekpatronen verschillende beelden opriepen bij de mensen die
ernaar keken en hij vermoedde dat hun projecties samenhingen met hun gesteldheid
en psychische achtergrond. Het systeem dat hij ontwikkelde om daar inzicht in te
geven was gebaseerd op tien kaarten met elk een inktvlektekening. De vrije associaties
die de tekeningen uit het onderbewuste opriepen gaven volgens een door hem
gestandaardiseerd interpretatiemodel de psyche en geestelijke gesteldheid van de
geteste persoon weer. Bijna iedereen die in de twintigste eeuw een psychologische
test heeft gedaan verklaarde zijn geest aan de hand van vlekken – een fascinerende
gedachte, vooral omdat de vlek dat is wat weggepoetst moet worden. Is dat ook
een uiting van ons onbewuste: uitwissen wat ons verklaart omdat wij verlangen naar
onzichtbaarheid?
Ik kan het niet laten in dit verband Goethes cryptische 56ste notitie in Maximen
und Reflexionen te noemen. Hij spreekt over een vlek in je hersenen, een holle plek
die geen voorwerp spiegelt. Ik vermoed – echt helder is de tekst niet – een plek waar
geen zichtbare werkelijkheid in door kan dringen en waar de fantasie vrij spel heeft
om beelden te maken. Als je je daarop concentreert, waarschuwt Goethe, en je laat
leiden door die voorstellingen, zullen die je achtervolgen tot gek wordens toe. Die
holle vlek, luidt zijn verklaring, wordt vooral geactiveerd als je je richt op de vlek in
je ogen, een vlek die iedereen heeft.
Wat wil hij zeggen? Heeft hij het over ons derde oog, het geestesoog? Is het een
toespeling op de grot van Plato? Of heel simpel het vlekkenspel als je vermoeid in je
ogen wrijft? Is zijn boodschap: je moet blind zijn voor je eigen blindheid? Of moet
je de vlek als schepper van beelden vermijden?
De schoonheid van de vlek is eerst en vooral haar ongrijpbaarheid, zij is niets
dan mogelijkheid en intuïtie. Schilderen begint wat mij betreft met het maken van
vlekken. Het doek, gegrond, een onberispelijke vlek moet bezoedeld worden met
spatten, strepen, druppels, klodders, sporen die in het verdwijnende wit naar beelden
zoeken.

Over de auteur:

Julius Heine is het alter ego van Lex ter Braak, schrijver en beeldend kunstenaar. In 2019 publiceerde hij Schaduw werk, in 2020 had hij een tentoonstelling in Nieuw Dakota Amsterdam en een presentatie in galerie dudokdegroot. Hij heeft diverse functies in de kunsten vervuld, zoals directeur van de Van Eyck Academie in Maastricht. Ook schreef hij onder andere kritieken voor Vrij Nederland en diverse kunstbladen.