thema:

Gedichten

Vertaling:

De uitbreiding van de geschiedenis

De taal heet vandaag: niemand. Het aarzelen breidt zich uit.
Uitgebreid is de wereld. Het krappe fruit heet in ons zwijgen:
gelukkige boomgaard. Sommige vormen van stilte
smaken in de zomer zuur. De naam van wat zuur is: te vroeg
geplukt. Het jaar wordt maar zoet door ons aarzelen
(zou zoet kunnen worden, zou zoet kunnen worden
luidt de loop van de geschiedenis). O, wat is het mooi
sprakeloos de zomer de herfst in
te schuiven. Hoe schuiven we voort?
Wie schuift ons?

Iemand zegt: de nacht schuift ons de dag in. Helaas
schuiven de dagen ook. De beweging heet weldra herfst
loodrecht komen de zoete tekens naar beneden: we
bijten erin. Op dit moment zet
de zoete geschiedenis een sprakeloze pas. De pas heet
geen pas. We worden het eens over het verband en
noemen het aarzelend: boomgaard. We zwijgen buiten.
Het innerlijke heet: stille worm
in de nacht van een appel.

We wachten. We wachten de worm af. Daarna luidt de tuin
veld, bos, dal, wereld. In de centra
blijven de wormen achter. De wachtende denkt:
dit zou de uitbreiding van de geschiedenis kunnen worden.

 

Terugkeer van de extase

Als boom. We zijn heel stil voor elkaar. De boom
Hier is dus de wereld. Hemel, vogels, gras.
Zoveel vingers voor je kersen. Hou je van me? Snel.
Hoe zien we er weer uit, wij mieren?
Ik heet hek. Spring erover. Als muis is het piepklein.
Muis. Mais. Help me tegen de man die me maait.
Help, de hemel drukt me neer in deze beek.
Blauw denken. Waar zijn de voeten
wanneer ik er als water geen heb? Waarom vis?
Als vis onder de hemel? Hou je nog van me?
Was de hemel ooit hartelijk? Is het geweest, geweest.
Spring erover. Wat is een boom?
Een boom is een muizenpoot van de hemel.
Bij de, onder, voor. Als bos
lopen veel weertypes voorbij. Ik heet het weer
met de beken als vloeibare voet. De voeten. De voeten
komen tot bij wie? Wat zijn we snel.
De muis is een boom met snelheid.
Van harte geliefd en geweest als hemel en dus de vogels.
De vogel die me begrijpt. Het weer
is een boom boven de hartelijke wereld. Hier nog praten
met taal is niet erg makkelijk. Snel verliefd.
Dat zijn er veel … Wat ben ik vergeetachtig. Nu al
eet ik een appel. Ik de appel word gegeten.
Mensen moeten vaak je zeggen. Je zeggen heb ik geleerd.
Kussen is ook een wijze van kussen. Wat weten we nou?
Is neus een dom woord? Waar de hemel was
is hij geweest. Nu praat ik erg alleen. Een neus per persoon.
We zijn heel stil voor elkaar. Vis komt aanstormen.
Ik ben de boom en de vis. Het boompje.
De mais in de hoogte tegen het weer: hoe zie ik eruit? Oog
kijk naar hier.

Over de auteur:

Peter Waterhouse (1956) schrijft poëzie, romans, toneel, verhalen en essays en vertaalt uit het Engels en Italiaans. Hij publiceerde onder meer passim. Gedichte (1986) en Die Auswandernden (2016, met tekeningen van Nanne Meyer). Zijn moeilijk in een genre onder te brengen hoofdwerk (Krieg und Welt, 2006) is tevens een taalfilosofische reflectie over het vertalen. Hij ontving in 2012 de Großer Österreichischer Staatspreis. In maart 2019 begon hij aan een reeks bijeenkomsten over het vertalen van toneelteksten voor Nederlandse, Vlaamse en Oostenrijkse toneelschrijvers. Foto auteur: Naomi Waterhouse.

Over de vertaler:

Erik de Smedt (1953) is criticus en literair vertaler, recentelijk: Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma. (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018).