Dromen van geluid in de berg
(naar Anish Kapoor)
Het is te kort
dit leven
in de berg
waar onthoofde ruiters zingen
koortsige liederen
over het zelf en de oorlog
Wanneer zagen we voor het eerst
de bomen van gevlekt gebeente,
hoorden we voor het eerst
het gekras van kraaien,
het getwist
van de tuintroepialen,
het echoënd geschreeuw van de slapers,
bij het oefenen van hun laatste woorden
het verweer tegen hun laatste dromen
(Deze dromen waren van mij
en niet van mij
zeggen de muren van steen,
muren van het gedicht)
Hegkrekels zingen
en de witte walvis
zijn witheid zingt
in de stenen droom
en de verloren uren hebben elk
hun stille lied
in de hitte van de bijentijd
en de schok van verlangen
wanneer tijd geen tijd is
en de eindeloos schuivende stenen
roekeloos spreken
en regen de geribbelde wegen overspoelt
Het is te lang
dit kronkelende leven
Het is te kort
Hoe de wind en het licht
onze lichamen van glas doorkruisen
Gedicht
(oktober-november 2013)
Het is waar dat we schrijven
met een half oog op het sterven, het is
waar dat we met een blind oog schrijven,
een oog verblind door een schaduw
afgetekend tegen het zonlicht
of door een fictieve glimp
van de geliefde. Het is waar
dat we niet schrijven,
dat in onze plaats
een onmetelijke stilte schrijft
over alles wat ze overziet
maar niet kan zeggen, de regen
van fosfor, de leugens van de profeten,
de gedekte tafel
in een prompt verlaten huis
van steen. Welke wilde
storm heeft hen weggevaagd, welk
onvoorzien ding, gereedschap,
volle kruiken en kommen
nog nauwkeurig opgesteld
alsof het avondeten
er elk moment zal zijn.
Het is waar dat tijdens het schrijven
onze huid doorzichtig wordt,
onze botten broos
en de woorden afscheid nemen
van wat zij meenden te betekenen.
De geur van laurier en munt
blijft niettemin hangen
bij het verbrande veld
zijn gekartelde randen
waar op het gekartelde ogenblik
niets te zeggen valt.