en is de lucht, zou je kunnen vragen
is het water al terug in de tijd gevallen
lichtsignalen geven, met een zwakke kabel
niet te dicht bij de grote vrachtschepen in de buurt komen
’s nachts gloeien de schepen, stegen ze boven het water uit
zachte zeekomkommers losten hun materie langzaam op
nestelden zich onder de bodem van de diepzee
draaibruggen, rivieren van land, er scheen een zeldzaam licht
in de onderste luchtlaag, geen zout, geen spierweefsel
alleen goederen die blonken, zich op de dekken samentrokken
afstoten, vragen, langzaam valt alles
in slaap, alsof lichamen wilden verdwijnen, hun gemurmel
sloot hen in als vloeibaar ijs, alsof gaten zich wilden openen
en zich verder naar boven sluiten, zich geruisloos terugtrekken
als rook van krachtige winden. was, was daar
al vuur. het fakkelende, affakkelende
licht. muggen duiken op, uitgestrooid in het geheugen
tussen wortels, schachten, oude verweerde lavalagen
verzamelden zich rondom het licht, het stof verkleurde
werd rood, gloeiend, de elementen scheurden aan de romp
vluchtige longen, vezels, verwant aan koralen
liepen het vaste land tegemoet, liepen, doken, liepen
de zee stroomde nu om de eilanden heen, sloot de toevoer
weer af. geen vuur. alles trekt verder. geef me water
draai het ijs
‘s nachts gloeien de schepen
Vertaling: Miek Zwamborn