Het komt voor dat gedichten eerder verschijnen in vertaling dan in het origineel. Dat geldt ook voor de hier volgende: die stammen uit Falsches Rot, de nog te publiceren vijfde bundel van de in Berlijn woonachtige dichter Dieter M. Gräf. Sinds het lezen van zijn derde bundel Westrand (2002) ben ik door zijn poëzie getroffen. Ze combineert scherpe observatiekunst met erudiete belangstelling in de wereld achter de observaties, plaatst het heden in zijn historische context, maar blijft steeds nadrukkelijk poëzie. Bij alle toenadering tot de werkelijkheid, distantieert zij zich er meteen weer van, vaak met een onverbiddelijk lijkende hardheid. Die vindt zelf levendige compensatie in ritmisch vernuft, bijvoorbeeld via het enjambement: afbrekingen krijgen vaak stevige accenten, nog eens benadrukt doordat wordt afgebroken zonder afbreekteken, en ook niet altijd volgens de regels van de lettergreep. Zo lees je langzaam, in tastende concentratie.
Maar al dat vermogen om de wereld tot taalspel te maken, heeft dus ook een inhoud. Een belangrijk thema binnen het werk is politiek geweld, zowel op persoonlijk als maatschappelijk niveau. Het gedicht toont de gewelddadige om hem onschadelijk te maken, hem op te lossen in die georganiseerde talige schoonheid. Tegelijkertijd wordt de lezer echter uitgedaagd tot iets van compassie, zelfs voor iemand als Mussolini, zoals dat gebeurt in de laatst verschenen bundel Buch Vier (2008). Maar die compassie loopt door strenge distantie nooit op vergoelijking uit. Het is uiteindelijk het gedicht dat de overhand houdt.
Sinds Westrand getuigen de gedichten ook van verblijven in het buitenland. De bewegingen door de wereld lijken het werk ook technisch beweeglijker te hebben gemaakt, zeker ten opzichte van de tweede bundel Treibender Kopf (1997), die de bijna tuchtigende reactie vormt op de exuberante omgang met verschillende taalregisters uit het debuut Rauschstudie: Vater + Sohn (1994). Dat vroege spel met andermans stemmen maakt nog altijd deel uit van het werk: vaak zo kunstig verwerkt, dat slechts het toegevoegde notenapparaat de herkomst van passages openbaart.
De vertalingen geven echter vooral een eerste, schamele indruk van het rijke thematische palet waar die nog niet gepubliceerde bundel uit bestaat. De gedichten stammen uit een langere reeks over de Sovjet-Unie, de DDR en de Rote Armee Fraktion. Zoals hier volgen de vier ook daar meteen op elkaar. De bundel bevat echter ook persoonlijke lyriek, zoals het huidige slotakkoord, over de laatste dagen van Gräfs dementerende moeder. Maar ook dat persoonlijke feit uit Ludwigshafen (LU) wordt meteen na de verwijzing naar de meester van het mededogen, Siddharta Boeddha, binnen de wereld geplaatst, in een streng levendige taal. Zo gelden telkens die laatste woorden: vice versa.
______________________________________
Lucas Hüsgen is dichter, essayist en vertaler. Vertaalde werk van Brigitte Kronauer, Ku Sang, Thomas Stangl, Peter Waterhouse en Yi Won. Recente publicaties: Vederbeds Lumière (poëzie, 2009), Nazi te Venlo (essays, 2011; J. Greshoffprijs 2012) en De windbel (roman, 2012).
Een klein aantal van de vertaalde gedichten die zullen verschijnen in het boek Terras 04 Berlijn vindt u hier.