Mijn levende broer
neemt ons mee uit eten. Hij opent het menu als een paar vleugels
over de tafel. Wat je maar wilt
zegt hij. Zijn stem warm
boven de glimmende hemel van het zilverwerk. De andere
mijn dode broer, zit
in het donker van de begraafplaats, rug aan rug leunend tegen zijn naam.
Ik loop langs met mijn favoriete drug
binnenin mij. Hij pulkt aan een korst op zijn pols.
Hij kijkt op, opent zijn armen
wijd boven het gras. Wat je maar wilt, zegt hij. Zijn lichaam begint
te verbleken, zijn stem kruipt langzaam terug.