Als een Napolitaanse volksvrouw kinderloos is, gaat ze niet stilletjes zitten kniezen over haar onvruchtbaarheid, ze volgt geen wonderkuur om ervan te genezen, zoals de jonge bruidjes uit de aristocratie, ze neemt geen hondje, kat of papegaai, zoals de bruidjes uit de burgerij. Ze gaat op een zondagochtend met haar man naar de Annunziata-basiliek, waar vondelingen worden opgevangen, en kiest uit de jongetjes en meisjes, net gespeend of al wat ouder, het kind voor wie ze de meeste sympathie voelt, en als ze zich heeft aangemeld bij de directeur van de liefdadigheidsinstelling, neemt ze het ‘dochtertje van de Madonna’ triomfantelijk mee naar huis. Ze houdt van dit kindje, dat niet het hare is, alsof ze het zelf op de wereld heeft gezet; ze kan het niet verdragen om het te zien lijden, door ziekte of armoede, alsof het om haar eigen vlees en bloed gaat. Van de jeugdige Napolitanen zijn … lees meer →