Bericht vanuit Kunsthuis SYB te Beetsterzwaag
1. Ik zeg: ik ga een landschap beschrijven. Jij maakt je op je het landschap te verbeelden, zoals een schilder zijn doek prepareert.
2. Ik ga me niet vermoeien het landschap correct te beschrijven. Als ik een berg zie, dan zie ik een berg, ook al staat er een boom voor de voet of schuift er net een wolk voorbij de top.
3. Ik heb een afbeelding in de hand en beschrijf het landschap. Ik weet niet of ik het landschap beschrijf of de afbeelding van het landschap. Het landschap dat ik zag, bestaat niet meer.
4. Het bijschrift vertelt me wat ik zie. Ik lees een beschrijving van het landschap of iets over de locatie, wanneer het boek over landschappen gaat, maar over het papier, het font en de drukkwaliteit als het over vormgeving gaat.
5. Welk boek vertelt wat over … lees meer →